Reportage: Hoe word ik een hater?

Het leven van een hater kan je zoveel brengen. Het voorkomt een opgekropt gevoel, je bent directer, instinctiever en wordt minder snel teleurgesteld. Ook zorgen haters voor perspectief en zijn ze vermakelijk. Dat zeggen experts tegen me. Maar ik kan niet haten. Iedereen vindt me aardig, te aardig.

VPRO Gids – augustus 2014

Ze zijn met velen. Duizenden plaatsen online negatieve reacties om andermans creaties neer te sabelen. Was ik maar een hater, zucht ik, terwijl ik van YouTube-reactie naar YouTube-reactie zap. “Deze video is stom en racistisch”, “Vroeger was je nog leuk”, “God, geef de maker alsjeblief een brein”. Het lijkt zo makkelijk en de wereld is overzichtelijk als je haat. Ik wil in de leer, maar geen hater reageert op mijn oproep. Logisch, haters gonna hate en helpen natuurlijk geen journalisten van VPRO Dorst.

Een rondje langs de experts dan maar

Wat is een hater precies? “Een hater is een anoniem persoon op het internet die ons gevoel voor humor niet begrijpt en ons daarom erg creatief uitscheldt”, zegt de Duitse videomaker Felix Hummel van het populaire Engelstalige YouTube-kanaal Copy Cat Channel (CCC). Hij krijgt vaak grove reacties en ‘beschuldigingen van het hebben van een seksuele relatie met mijn moeder’, maar eigenlijk vindt hij haters wel grappig. “We leren een hoop creatieve woorden van ze.”

“Doordat er zoveel haters zijn, is het heel troebel geworden wie een echte hater is”, zegt YouTube-bekendheid Bardo Ellens van het kanaal BanjoMovies. Shit zeg, er bestaan dus ook neppe haters. “Als het een goede belediging is, kan ik er serieus om lachen; goed onder de gordel en echt raak. Maar er hoeft maar 1 op de 1000 haters een idioot te zijn en het te serieus te nemen. Soms zegt iemand op straat dat hij me op mijn bek wil slaan.” Oh jee, dat wil ik niet zijn hoor, ik wil wel correct haten.

Om een hater te worden, adviseert Felix me om vijf keer achter elkaar hun stereotypevideo How To Be Dutch te kijken. Ik kijk. Er begint inderdaad wat irritatie op te borrelen. Is dit haat? Is het gelukt?

Waar moet ik aan voldoen?

“Je kan wel iets haten en daar vervolgens niets over zeggen, maar dan sta je niet bekend als hater”, zegt mediapsycholoog Mischa Coster. Communicatie, dus. Oké, dank je Mischa, begrepen. Niet stiekem op mijn kamertje onder de dekens haten. Ik kijk op mijn scherm naar de knipperende cursor in de reactiebox die schreeuwt om letters. Er komt niks. Dat is niet alleen mijn tekortkoming, vertelt Mischa. “Je omgeving moet je haat activeren. Stel dat homoseksuele mannen haten in jouw vriendenkring de norm is, dan kan dat de trigger zijn om hetzelfde te voelen.” Heb ik weer. Probeer ik mezelf te veranderen, moet ik eerst al mijn homovrienden tot hetero bekeren en ook nog homo’s laten haten. Pff.

Maar, lieve Mischa, hoe word ik dán een hater? Hij weet het niet. “Dat zit vaak toch iets dieper in een persoon. Dat heeft met erfelijke belasting, opvoeding en sociale beïnvloeding te maken.” In mijn geval: twee basisschoolleerkrachten, verjaardagspartijtjes in het bos met broodjes knakworst en lieve tolerante vrienden.

Op de sofa

Ik ben desolaat, een crisisgeval. Ik heb hulp nodig. Bij psychiater en bovenal vriend Geert van Brussel kan ik direct langskomen. Ik plof neer op de sofa (echt waar, een rode zonder leuningen) en gooi mijn verhaal over de psychiatersschutting. Waarom kan ik niet haten, Geert? “Je bent geen narcist”, zegt hij. Hou ik niet genoeg van mezelf? “Dat is volksmondnarcisme. Narcisme gaat om bestaansrecht. Het is dan superbelangrijk voor je dat je fantastisch gevonden wordt. Als je niet die professor bent die je moet zijn, ben je ook echt helemaal niets.” En daaruit volgt afgunst. “Niet te verwarren met jaloezie. Jaloezie is ‘ik ook’ en afgunst is ‘jij niet’. Dat is veel slechter, of in ieder geval primitiever.”

Dan zegt Geert iets over kleuters, de Oedipusfase en ergens meen ik Freud te horen, maar ik luister niet meer. Ik denk aan het primitieve dat in mij mist. De kunst van het ongenuanceerde, gewoon iets durven zeggen zonder na te denken, de ‘fuck tot 10 tellen’-instelling. Ik onderbreek zijn relaas en vraag: zal ik dan nooit een hater worden, beste Geert? “Ik denk dat je het niet moet willen. De nuance is af en toe kut en irritant. Soms wil je een rebel als Russell Brand zijn die zich helemaal laat gaan.” Maar als het er niet in zit, dan zit het er niet in. “Ben blij met je positieve zelfbeeld, ben blij dat je geen narcist bent.”

Oké, oké, stomme Geert, laat maar hangen. Wat ben je nou voor psychiater als je me niet een beetje haat kan geven? Boos verlaat ik zijn stomme spreekkamer. In de tram naar huis kijk ik voor de zesde keer de How To Be Dutch-video van Felix. Ik zal ‘m. Vol overgave druk ik op het rode duimpje. Dat zal de wereld leren.

Update: Ik heb het rode duimpje weer weggehaald. Vond het maar sneu voor die aardige Felix.