Interview: Beschuit met muisjes

Noortje Zijlstra maakt kunst van dode dieren. Zelf is ze diehard vegetariër. Dorst nam een kijkje in haar vriezer.

Puppet2_klein

VPRO GIDS – januari 2015

Het schoolreisjegevoel. En niet alleen omdat ik vannacht toevallig in mijn ouderlijk huis heb geslapen en mijn moeder mij nu op de trein zet en uitzwaait. Spanning en opwinding draaien rond in mijn buik. En een beetje misselijkheid. Dit keer niet van de snoepzak die al op is voordat de eerste bocht is omgeslagen, maar omdat mijn maag zich afvraagt hoe goed hij bestemd is tegen een vrieskist vol dode dieren.

De treinrit naar Den Haag is lang genoeg om te mijmeren. Wie is deze dame? Hoe komt ze tot haar werk? Hoe kan het zijn dat iemand die dode dieren opzet en in bizarre posities laat herleven, tegelijkertijd vegetariër is? Of is dit juist heel logisch?

Zoals je merkt: het werk van kunstenaar Noortje Zijlstra roept veel vragen bij me op. Aan de andere kant spreekt haar werk voor zich. Het is haar geniale donkere humor die direct iets met me doet: een witte rat als een trekpop, twee ganzenkoppen die met de hals aan elkaar genaaid zijn, een vloerkleed van de huid van een rat, een eekhoorn als kaarsenstandaard. En ik hoor mezelf denken ‘het zal toch niet…’ als ik op haar website de pagina ‘beschuit met muisjes’ open. Het zal dus wel.

de vriezer

Haar atelier bevindt zich aan de Weimarstraat in Den Haag West, een oud schoolgebouw, antikraak. ‘Eerst deed ik het allemaal thuis, dan zat ik gewoon in mijn woonkamer vrolijk een gans te villen, maar toen ben ik een keer goed ziek geworden. En mijn vriezer zat vol.’ Noortje Zijlstra, een lange jongedame met een vlecht in een rondje op haar hoofd, loopt me voor door de galmende gangen. Ze deelt haar klaslokaal met nog drie andere kunstenaars, van wie er
één op dit moment een varkensoor in een transparante iPhone-vorm aan het gieten is. Er staat maar één opgezet dier in de kamer, een rat op lange houten stelten. ‘Valt mee, hè? Maar je mag wel even in mijn vriezer kijken.’ Uit het huis-tuin-en-keukenvriezertje komt het ene dode dier na het andere, verpakt in boodschappentassen.

Werken met dode beesten heeft ze nooit eng gevonden. ‘Hij voelt er niks meer van. Het is toch beter dan in de container gooien? Vanaf het moment dat het dood is, is het echt materiaal voor mij.’ Ze pakt een babykonijn uit weer een andere plastic tas. “Schattig, hè?” Dat is het zeker, al is het hoofd ingevallen en het konijntje zo’n 18 graden onder nul. Ze houdt het voor haar gezicht en aait het over zijn neus. ‘Dat vind ik zo bijzonder, dat je zo dichtbij die dieren kan komen.’

Het draaierige gevoel in mijn maag bepaalt dat ik genoeg dode diepgevroren dieren heb gezien voor vandaag. Even handen wassen voordat we gaan zitten. ‘Je moet weten, ik koop zelf nooit dode dieren. Ik ben diehard vegetarier. Om de vleesindustrie kan ik echt janken. De dieren krijg ik van een bevriende boswachter.’ Het is niet haar enige dode dierenbron, zo laat een oud-academiegenoot van de Willem de Kooning Academie later aan me weten. ‘Als wij een dood dier zien, denken we meteen aan Noortje.’

discussiegroepjes met bontjassen

Ik vraag of haar werk sluikreclame is, voor de bond tegen de vleesindustrie. Ze denkt van niet. ‘Mensen moeten zelf weten wat ze er uithalen. Ik maak het vooral voor mezelf. Elk werk komt voort uit iets wat me bezighoudt.’ Door er een werk van te maken, verwerkt ze dat wat ze ziet en hoort. ‘Ik denk dat we in een totaal verrot systeem zitten. Ik ben dan ook weer iemand die al die zielige documentaires kijkt en boeken leest. Dan kun je echt nooit meer vlees eten.’ Door haar werk iets bizars te geven, wil ze mensen verrassen, niet per se choqueren. ‘Wel vind ik de discussiegroepjes grappig die altijd bij mijn exposities ontstaan. Dan komen er van die meiden met bontjassen vertellen dat ze het echt niet vinden kunnen.’ Maar een activist is ze niet. ‘Het liefst zou ik op elke Mc Donald’s die ik zie een bom gooien. Maar dat doe ik niet.’

Terwijl ze aan het praten is, me laat lachen met haar olijke vertelstijl en vraagt hoe ik er tegenaan kijk, ebt mijn misselijkheid langzaam weg, samen met het toch wat bangige gevoel waarmee ik over de drempel stapte. De spanning blijft. Ik weet niet of dat komt door het feit dat ik naast een vervreemdende geest zit (‘mijn droom is om nog een keer een chihuahua op te zetten’), of door het feit dat ik me daar best comfortabel bij voel. Dat is voor mij de kracht van het werk van Noortje Zijlstra, bedenk ik me als ze me vaarwel zegt (drie kussen of niet? Toch maar een hand). Je gaat je comfortabel voelen bij iets waar je op het eerste gezicht van gruwelt, waarna je gaat gruwelen van iets waar je je op het eerste gezicht comfortabel bij voelt.